Een investeringsplan voor 2030. Het moment is nu.
We beleven vandaag één van de meest ingrijpende crisissen uit de geschiedenis van ons land. Samen met de Grote Depressie en de Twee Wereldoorlogen is de coronacrisis zowat de grootste economische uitdaging waar België ooit heeft voorgestaan.
Maar laat ons beginnen met het goede nieuws: ons gezondheidszorgsysteem is in staat gebleken om de coronapandemie op te vangen. Met ons netwerk van artsen, verplegend personeel, ziekenhuizen, preventie en crisismanagement zijn we erin geslaagd om de medische gevolgen van de pandemie in te dijken. Dat bewijst eens te meer dat we een performant systeem van gezondheidszorg hebben waarmee we uniek zijn in de wereld.
Na het beheersen van de pandemie wacht ons nu een nog grotere uitdaging om de economie te stabiliseren en herop te bouwen. Hier zullen we niet uitraken met een paar aanpassingen hier of wat kunstgrepen daar. Hier raken we niet uit met een paar slogans. Wat we nodig hebben, is een ingrijpend herstelplan voor het komende decennium. Na de gigantische klap voor de economie moeten we de groei namelijk zo snel mogelijk weer aanzwengelen. Doen we dat niet, dan riskeren we een blijvende lagere levensstandaard voor de volgende generatie en verdwijnt zo onze lang opgebouwde welvaart misschien wel definitief.
Ik zie twee centrale pijlers die onderdeel zouden moeten zijn van eender welk herstelplan. Eerst en vooral moet België dringend meer investeren. Al lang voor de crisis wezen internationale organisaties zoals OESO of IMF erop dat de Belgische overheid te weinig investeert. We hebben in België een bijzonder lange lijst dringende en noodzakelijke investeringen. Neem nu bijvoorbeeld infrastructuur, zorg, een digitale overheid of onderwijs. Maar ook de energietransitie en het klimaatplan vereisen veel en lang volgehouden investeringen. Vòòr de crisis waren er altijd budgettaire beperkingen die ons tegenhielden om die investeringen te doen. We hadden een tekort op de begroting en we mochten dit van de Europese Commissie niet nog groter maken. Vandaag is het beperken, laat staan het terugdringen van het overheidstekort niet de eerste bekommernis. Het ondersteunen van de economie is dat wel. Bovendien zal dit tegelijkertijd de werkgelegenheid ondersteunen. In elk Europees land geven regeringen vele miljarden uit om de economie opnieuw aan te zwengelen. Laat ons dat ook doen - op een verstandige manier. We moeten uitgaven doen die ons groeipotentieel structureel hoger tillen. Overheidsconsumptie doet dat niet, overheidsinvesteringen wel. Elke euro die we vandaag uitgeven aan productieve investeringen, zal zich op termijn terugverdienen.
Dat brengt me dan ook naadloos bij de tweede pijler van een herstelplan: het mobiliseren van het Belgisch spaargeld, zoals onlangs ook de Vlaamse Regering aankondigde als onderdeel van haar relanceplan. Afgelopen maart stond er in België maar liefst 283 miljard euro op de gereguleerde spaarboekjes. Onder invloed van de lockdown is die berg spaargeld de afgelopen periode nog verder gegroeid. Geld dat vandaag zo goed als geen rendement oplevert. Laat ons een deel van dat spaargeld mobiliseren om de noodzakelijke investeringen mee te kunnen financieren. We zouden Belgen een hoger rendement kunnen bieden dan de spaarboekjes en burgers zouden zo tegelijk het groeiherstel mee kunnen ondersteunen. Ook in het verleden werd Belgisch spaargeld al gemobiliseerd om de economie te ondersteunen. Zo was er in 1982 de wet Cooreman-De Clerq - midden tijdens een grote economische crisis. Die maakte het fiscaal aantrekkelijk voor burgers om hun spaargeld te investeren in beursgenoteerde bedrijven. Zo ondersteunden ze mee de lokale economie en werd de beurs gedemocratiseerd voor de Belg. Later werd dit succesvol opgevolgd door het pensioensparen waaraan vandaag meer dan 3,3 miljoen landgenoten deelnemen wat deels de uitdaging van de vergrijzing opvangt.
Het Belgische spaargeld mobiliseren. Hoe zouden we dat dan concreet kunnen doen? We zouden daarvoor een Herstelfonds in het leven kunnen roepen. Een spaarder koopt een deelbewijs van dat fonds en krijgt in ruil een jaarlijks rendement én terugbetaling van zijn inleg op eindvervaldag. Vergelijk het met een kasbon. Het belangrijkste verschil is dat met de totale inleg van alle spaarders in dit geval concrete investeringen worden gedaan. De spaarder is zeker van een rendement en krijgt op het einde van de looptijd zijn inleg weer terug. Bovendien weet hij voor welke type projecten zijn geld gebruikt wordt. Om de belegging nog aantrekkelijker te maken, zou de overheid bijvoorbeeld ook kunnen helpen. Door een deel van de inleg te garanderen of door beleggen in dit product fiscaal aantrekkelijk te maken.
Enkel investeren zal niet voldoende zijn. Tegelijk zullen we moeten blijven inzetten op verschillende domeinen waaronder een verhoogde productiviteit, op snellere procedures tot het verkrijgen van vergunningen en op meer efficiëntie bij de overheid. Meer geld is niet zomaar de oplossing voor elk probleem. Soms kunnen we met minder geld meer doen, gewoon door het op een doelmatiger manier te besteden.
België heeft dringend investeringen nodig en tegelijk zit de Belg met bijna 300 miljard euro aan slapend spaargeld. Laat ons beiden aan mekaar koppelen en een deel van ons spaargeld mobiliseren om te investeren. Laat ons vandaag de grote inhaalslag maken op gebied van investeringen. Dit moet ons helpen om de economische groei na de crisis weer aan te zwengelen. Maar ook zal de volgende generatie er ons dankbaar voor zijn: zij krijgen een moderne en duurzame economie, een hogere economische groei en een hoopvol perspectief op de toekomst.
Bart De Smet
CEO Ageas